Alleenstaande ouder
In de Wet Werk en Bijstand wordt oner een alleenstaande ouder verstaan:
de ongehuwde die
1) de volledige zorg heeft voor een of meer tot zijn last komende kinderen; en
2) geen gezamenlijke huishouding voert met een ander, tenzij het betreft een bloedverwant in de eerste graad of een bloedverwant in de tweede graad indien erbij een een van de bloedverwanten sprake is van zorgbehoefte (art. 4 lid 1 sub b Wwv)
Wanneer alleenstaande ouder?
Van belang is dus dat er sprake is van:
- Volledige zorg voor
- een in Nederland woonachtige eigen kind, geadopteerd kind of stiefkind (art. 4 lid 1 sub d Wwb)
- dat ten laste van de ouder komt (hiervan is sprake wanneer het kind jonger is dan 18 jaar en er recht bestaat op kinderbijslag)
Aan al deze voorwaarden moet voldaan zijn om van een alleenstaande ouder te kunnen spreken.
Belang begrip alleenstaande ouder
Een alleenstaande ouder heeft recht op een hogere bijstandsuitkering dan een alleenstaande zonder zorgbehoevend kind.
Enkele voorbeelden
Voor een verduidelijking van het begrip alleenstaande ouder, zullen wij enkele voorbeelden bespreken.
Pleegouder
Een pleegouder voldoet niet aan de hiervoor genoemde criteria. Een pleegkind is namelijk geen eigen kind of stiefkind.
Kind in inrichting of zorginstelling
Wanneer het kind in een inrichting of zorginstelling verblijft, is er geen sprake van volledige zorg.
Kind met bijbaantje
Wanneer het kind een bijbaantje heeft, kan dit gevolgen hebben voor de hoogte van de bijstandsuitkering. Van belang is de hoogte van het inkomen dat met het bijbaantje wordt verkregen. Wanneer dit de norm voor de kinderbijslag overschrijdt, vervalt ook het recht op bijstand voor alleenstaande ouder.